Waterspelen
Waterspelletjes voor kleuters
Allerlei waterspelletjes voor een warme dag. Het is handig dat de kinderen zwemkleding dragen.
1. Sponstikkertje
Er zijn zijn één of meerdere tikkers die door het gooien van een natte spons andere kinderen proberen te ‘tikken’. De spons wordt regelmatig opnieuw ondergedompeld in een emmer water. Kinderen die af zijn moeten een voet in de emmer met water dompelen. Dan zijn ze weer vrij.
Benodigdheden: Enkele emmers water en een aantal sponzen.
Benodigdheden: Enkele emmers water en een aantal sponzen.
2. Flessenbal
Het spel wordt gespeeld met tweetallen. Iedere speler heeft een fles gevuld met water. Er worden twee cirkels getrokken worden, even groot, en ongeveer 10 meter van elkaar. In iedere cirkel komt de fles met water te staan. De spelers gaan achter de fles of cirkel staan. Nu wordt met een bal over de grond gerold of gegooid in de richting van de fles van de tegenstander, met als doel deze om te gooien. Wanneer de fles is omgegooid, moet de andere speler eerst de bal ophalen en dan pas de fles recht zetten. In die tijd van de bal ophalen zal er water uit de fles lopen. Om beurten wordt er met de bal gerold. Wie het eerst geen water meer in de fles heeft, is de verliezer van het spel.
Benodigdheden: Voor ieder kind een petfles met water, per tweetal een bal en stoepkrijt om cirkels te tekenen.
Benodigdheden: Voor ieder kind een petfles met water, per tweetal een bal en stoepkrijt om cirkels te tekenen.
3. Oberrace
Verdeel de kinderen in groepen van ongeveer 6 kinderen. Bij de finish staat voor iedere groep een dienblad met drie volle bekers water erop. De voorste kinderen pakken na het startsein het dienblad en lopen of rennen ermee naar de pylon op tien meter afstand. Ze lopen om de pylon heen en rennen terug naar de start. Daar geven ze het dienblad zorgvuldig aan de tweede kleuter uit het groepje. Als iedereen van een groepje twee keer aan de beurt is geweest, stopt het spel (ook bij de groepjes die nog niet klaar zijn). Welk groepje heeft het meeste water in de bekertjes op het dienblad? Dit groepje heeft gewonnen.
Benodigdheden: Enkele dienbladen met op ieder drie bekertjes met water. Voor ieder groepje een pylon. Stoepkrijt voor een startlijn.
Benodigdheden: Enkele dienbladen met op ieder drie bekertjes met water. Voor ieder groepje een pylon. Stoepkrijt voor een startlijn.
4. T-shirtrace
Verdeel de kinderen in groepen van ongeveer 6 kinderen. Bij de finish staat voor iedere groep een emmer water met een t-shirt erin. De voorste kinderen pakken na het startsein het natte t-shirt en lopen ermee naar de andere emmer op tien meter afstand. Ze wringen het natte t-shirt zo snel mogelijk uit boven de emmer en rennen terug naar de start. Ze gooien het t-shirt weer terug in de emmer water. Dan start de tweede kleuter uit het groepje. Als iedereen één of twee keer aan de beurt is geweest, stopt het spel. Welk groepje heeft het meeste water in de emmer aan de overkant? Dit groepje heeft gewonnen.
Benodigdheden: Enkele emmers gevuld met water en evenveel lege emmers. Voor ieder groepje een t-shirt (of handdoek). Stoepkrijt voor een startlijn.
Benodigdheden: Enkele emmers gevuld met water en evenveel lege emmers. Voor ieder groepje een t-shirt (of handdoek). Stoepkrijt voor een startlijn.
5. Waterballonestafette
Verdeel de kinderen in groepen van ongeveer 6 kinderen. Bij de finish staat voor iedere groep een emmer met gevulde waterballonnen. De voorste kinderen pakken na het startsein een volle waterballon en lopen ermee naar de pylon op tien meter afstand. Bij de pylon maken ze zo snel mogelijk hun ballon kapot. Dan rennen ze terug en tikken de volgende kinderen aan. Zij pakken ook een volle ballon en gaan naar de pylon. De groep die het eerste klaar is heeft gewonnen.
Benodigdheden: Enkele emmers water met gevulde waterballonnen voor alle kinderen. Zoveel pylonen als er groepjes zijn. Stoepkrijt voor een startlijn.
Benodigdheden: Enkele emmers water met gevulde waterballonnen voor alle kinderen. Zoveel pylonen als er groepjes zijn. Stoepkrijt voor een startlijn.
6. Waterpistolengevecht
Geef iedere kleuter een waterpistool. Wikkel een laagje wc-rol rondom hun schouder. Daarna schieten op elkaar met hun waterpistool. Spelers bij wie het wc-papier van hun schouder is gevallen, moeten even aan de kant gaan zitten. De laatste speler wint.
Benodigdheden: Enkele rollen wc papier, plakband, voor ieder kind een waterpistool (laat deze pistolen door de kinderen mee naar school nemen), enkele grote bakken water om de pistolen bij te vullen.
Benodigdheden: Enkele rollen wc papier, plakband, voor ieder kind een waterpistool (laat deze pistolen door de kinderen mee naar school nemen), enkele grote bakken water om de pistolen bij te vullen.
7. Waterspray wedstrijd
Dit spel wordt gespeeld teams van twee kinderen. Bepaal zelf hoeveel teams gelijktijdig van start gaan. De ene speler houdt een glas vast met daarin een pingpongballetje. De andere speler in het team sprayt met zijn waterpistool of plantenspuit in het glas. Als het water hoog genoeg komt, dan valt het pingpongballetje uit het glas. Het team waarbij dit het eerste lukt, wint het spelletje.
Benodigdheden: Enkele waterpistolen (of spuitflessen / plantensproeiers), enkele tafeltennisballetjes, enkele glazen of plastic bekers.
Benodigdheden: Enkele waterpistolen (of spuitflessen / plantensproeiers), enkele tafeltennisballetjes, enkele glazen of plastic bekers.
8. Waterballonjojo
Vul de ballonnen met een beetje water en blaas daarna de ballon zo op dat hij halfvol water is en halfvol lucht. Maak een knoop in de ballon. Bind elastiek aan de knoop. De kinderen kunnen de ballonnen versieren met stift. Daarna jojo-en maar.
Benodigdheden: Waterballonnen, water, elastiek, stiften.
Benodigdheden: Waterballonnen, water, elastiek, stiften.
9. Waterpinata
Vul een 10 liter vuilniszak met één of twee liter water. Knoop de zak dicht en bevestig er een stevig touw aan. Knop het andere eind van het touw vast aan een boom of klimrek. De kleuters krijgen om de beurt een blinddoek voor (bandana). Met een pool noodle mogen ze dan 3x tegen de zak slaan. Daarna mag het volgende kind. Winnaar is degene die erin slaagt om de zak te breken en een vloedgolf te ontketenen. Variatie: Vul de vuilniszak met waterballonnen i.p.v. met water.
Benodigdheden: Vuilniszak van 10 liter, water, een blinddoek (bandana), een pool noodle.
Benodigdheden: Vuilniszak van 10 liter, water, een blinddoek (bandana), een pool noodle.
10. Zes, splash!
Vul een platte plastic bak met water, bijv.. een afwasteil. Dit spel kan met twee of meer spelers worden gespeeld. Je kunt een aantal kleine groepjes hebben die dit spel afzonderlijk naast elkaar spelen. De kinderen zitten dicht om de bak met water. Om de beurt gooien de kinderen met de dobbelsteen. Het kind dat zes gooit, mag heel snel met zijn hand in het water slaan en zorgt dat door deze splash zoveel mogelijk kinderen nat worden. Het spel gaat door totdat de leerkracht een sein voor stoppen geeft.
Benodigdheden: Voor iedere groep een plastic bak met water en voor iedere groep een dobbelsteen.
Benodigdheden: Voor iedere groep een plastic bak met water en voor iedere groep een dobbelsteen.
11. Flessenbal
Vul twee plastic flessen met water. Dit spel kunnen twee kinderen of twee groepjes kinderen spelen. Zet de flessen een aantal meters uit elkaar op de grond. De kinderen krijgen een bal en schieten die over naar elkaar. Het is de bedoeling dat de fles van de tegenstander omvalt. Als de fles omvalt, moet het kind van wie de fles is, eerst de bal pakken. Pas daarna mag hij zijn fles overeind zetten. De speler van wie de fles het eerst leeg is heeft verloren.
Benodigdheden: Voor ieder kind een petfles met wateren een bal.
Benodigdheden: Voor ieder kind een petfles met wateren een bal.
12. Moeder, hoe nat is het?
Eén kind speelt voor moeder of vader. Dit kind staat met haar gezicht naar de muur en heeft een gevuld waterpistool in haar hand. De andere kinderen staan naast elkaar op meer dan 10 meter van de persoon bij de muur. Deze kinderen roepen:’Moeder (of vader), hoe nat is het?’. De persoon bij de muur roept een willekeurig aantal druppels. Ze zegt bijv. 4 druppels. Alle kinderen mogen nu 4 stappen naar voren lopen. Opnieuw vragen de kinderen: ‘Moeder (of vader), hoe nat is het?’. Ze zegt bijv. 7 druppels. De kinderen lopen nu 7 stappen naar voren. Zo gaat het spel door tot de moeder ineens zegt:’Zo nat!’. Ze draait zich om en probeert de kinderen, die hard weglopen, nat te spuiten.
Benodigdheden: Een waterpistool.
Benodigdheden: Een waterpistool.
13. Knikkers vissen
Zet een wijde bak met water op de grond. Je kunt ook meerdere bakken gebruiken. Gooi een bakje knikkers in het water. Leg voor iedere kind een handdoek naast de bak. De kinderen moeten nu proberen om met hun tenen een knikker vanuit de bak op hun handdoek te leggen. Ze mogen hun handen niet gebruiken. Wie heeft er na het stopsignaal de meeste knikkers op de handdoek liggen?
Benodigdheden: Eén of meer bakken met water, knikkers en een aantal handdoeken.
Benodigdheden: Eén of meer bakken met water, knikkers en een aantal handdoeken.
14. Spuitbal
Trek een startstreep op de grond of plaats pylonen. Evenwijdig aan deze streep zet je op flinke afstand nog een streep, dit is de finish. Alle deelnemers staan achter de streep met een waterpistool. Op de startstreep ligt voor iedereen een bal. Na het startsein spuiten de kinderen hun bal zo snel mogelijk naar de finish. Wie gaat er winnen?
Benodigdheden: Voor ieder kind een waterpistool en een bal, stoepkrijt of pylonen.
Benodigdheden: Voor ieder kind een waterpistool en een bal, stoepkrijt of pylonen.
15. Voetenspons
De kinderen liggen dicht naast elkaar op hun rug op de grond. Bij de voeten van het eerste kind ligt een natte spons. Dit kind probeert deze spons met zijn voeten te pakken. Daarna geeft hij hem met zijn voeten door, zodat het kind naast hem de spons tussen de voeten heeft. Wel handig als het kind zwemkleding aan heeft, want de spons maakt de kinderen heerlijk nat.
Benodigdheden: Eén of meer sponzen en een bak water om de spons steeds weer nat te maken.
Benodigdheden: Eén of meer sponzen en een bak water om de spons steeds weer nat te maken.
16. Schermen
Dit spel wordt gespeeld in tweetallen. Eén kind heeft een waterpistool en het andere kind heeft een kinderparaplu. Het kind met het waterpistool probeert zijn tegenstander nat te spuiten, het andere kind probeert zijn paraplu zo te bewegen dat hij droog blijft.
Benodigdheden: Per tweetal een waterpistool en een kinderparaplu.
Benodigdheden: Per tweetal een waterpistool en een kinderparaplu.
17. Weg met die streep
Teken met stoepkrijt allemaal strepen op het schoolplein. Geef de kinderen een bekertje met een gaatje onderin. Zet een aantal bakken water op het plein waar de kinderen hun bekertje kunnen vullen. Daarna lopen ze met hun bekertje over de strepen en proberen ze met het water dat uit hun bekertje valt de stoepkrijt weg te krijgen. Een mooie oefening voor de motoriek!
18. Water doorgeven
Maak een aantal rijen met evenveel kinderen. De kinderen kijken naar de rug van het kind voor zich. Alle kinderen hebben een lege beker. Van alle voorste kinderen in de rij is de beker helemaal vol water. Na een sein van de leerkracht gooien de voorste kinderen hun bekertje leeg over hun schouder, zonder om te kijken. Het kind achter hen probeert zoveel mogelijk water in zijn bekertje op te vangen. Vervolgens gooit ook dit kind zijn bekertje water leeg over zijn schouder. Zo gaat het door tot het achterste kind het water heeft opgevangen. Communiceren mag! Bij welke rij zit er in de laatste beker nog het meeste water? Die rij is winnaar.
19. Waterlepelrace
Maak twee of meer groepen. Bij dit spel moet zo snel mogelijk water naar de emmer aan de overkant gebracht worden. Geef ieder voorste kind van de groep een opscheplepel of soeplepel en zet 2 emmers met water neer. Zet twee lege emmers aan de overkant van het parcours. De voorste kinderen pakken met hun lepel water uit de volle emmer en brengen dit zo snel mogelijk naar hun lege emmer. Hoe meer water ze onderweg laten vallen, hoe minder water er in hun emmer komt. Welke groep heeft na het stoppen het meeste water in de lege emmer gedaan. Die groep is de winnaar.
20. Waterdans
Dit spel is een variant op stoelendans. Zet teiltjes en bakken water op het plein. Eén bak minder als dat er kinderen zijn. Zet vrolijke kindermuziek aan. De kinderen lopen rond om de baken water. Als de muziek stopt gaan ze zo snel mogelijk in een bak met water staan. Het kind dat niet in een bak water staat is af. Er wordt een bak water aan de kant geschoven en het spel begint opnieuw. Het kind dat als laatste over blijft is de winnaar.
21. Watergordijn
Sluit de tuinslang aan op de kraan en zorg voor een flinke waterstraal. Houd de tuinslang op een bepaalde hoogte en laat de kinderen onder de straal door bewegen. Laat de kinderen steeds een nieuwe manier van bewegen bedenken; lopen, rennen, kruipen, hinkelen, huppelen, springen, enz. Varieer in hoogte van de waterstraal. Als je de straal laag houdt, kunnen de kinderen juist weer springen of hoogspringen over de straal.
22. Waterlasergame
Iedere speler krijgt een gekleurd vouwblaadje met plakband of een pleister op zijn rug. De aanvaller krijgt een waterpistool en moet proberen met de straal op de vouwbladen van de kinderen te spuiten. Als de straal uit het waterpistool het vouwblad vol geraakt heeft is de speler af. Het kind dat het langst zijn vouwblad droog kan houden is de winnaar.
23. Balletje, balletje
Bij dit spel heb je voor alle spelers vier bekers water nodig die tot de rand toe gevuld zijn en een aantal lichte balletjes (bijv. tafeltennisballen). Je kunt er een wedstrijd van maken met 2 of meer personen. Iedere speler heeft de vier bekertjes op een rij voor zich staan. Op het water van de beker die het dichtst bij de speler staat, wordt een balletje gelegd. Na het startsein proberen de spelers de bal op de tweede beker te blazen, direct aansluitend op de derde beker en zo blazen ze door tot de bal op het water van de vierde beker ligt. De speler die de bal als eerst op het water in de vierde beker heeft geblazen is de winnaar.
Spelvariatie: De speler pakt de bal weer uit de vierde beker en start opnieuw met de bal in de eerste beker. Wie van de spelers heeft in drie minuten de meeste keer een bal in de vierde beker weten te blazen.
Spelvariatie: De speler pakt de bal weer uit de vierde beker en start opnieuw met de bal in de eerste beker. Wie van de spelers heeft in drie minuten de meeste keer een bal in de vierde beker weten te blazen.
24. Ballon dart
Hang aan een bord een aantal gevulde waterballonnen aan een touwtje. Geef de speler een aantal prikpennen. De speler probeert deze prikpennen te gooien als een dartpijl en probeert zo de ballonnen te laten klappen. Teken op de grond een groot vak met stoepkrijt rond het ballonnenbord. Om veiligheidsredenen mogen hier geen kinderen staan of lopen.
25. Emmer tillen
Dit is een coöperatief waterspel. Maak groepjes van 4 of 5 kinderen. Ieder groepje heeft een emmer met water nodig. Hoe voller de emmer is, hoe moeilijker het spel is. De kinderen liggen op de grond en proberen als groepje de emmer water met hun voeten zo hoog mogelijk op te tillen. Tja en als de emmer scheef gaat, krijgen ze een plons water over hun benen. Het groepje dat de emmer het hoogst kan tillen is winnaar.