Lessen met touwen en touwtjes
Lange touw 1
Inleiding: De leerkracht houdt met een leerling (hulp) het lange touw in het midden van het lokaal omhoog. De kinderen lopen er onder door. De leerkracht en leerling laten het touw na iedere keer een stukje zakken (Zie afbeelding 1).
Kern 1: Springen. De leerkracht en hulp slepen het het touw richting de kinderen, deze rennen naar het touw en springen erover (afbeelding 2). Variatie: Touw steeds hoger houden. Variatie 2: De leerkracht en hulp slepen het touw juist af van de kinderen. De groep haalt het touw in en springt erover (afbeelding 3).
Kern 2: Springen 2. De leerkracht en hulp laten het touw midden in het lokaal op de grond. Ze bewegen het touw horizontaal zigzaggend. De leerlingen lopen (rennen) naar het touw en springen er over. Variatie: Ze bewegen het touw verticaal zigzaggend. Variatie 2: Ze bewegen het touw snel draaiend ongeveer 30 cm. van de grond.
Afsluiting: De leerkracht staat in het midden en houdt één uiteinde van het touw vast. Hieraan draait zij/hij het touw laag over de grond in het rond. De leerlingen staan verspreid in het lokaal en springen over het touw als het bij hen is.
Lange touw 2
Inleiding: Alle kinderen staan links van het touw en houden het touw vast in hun rechterhand. De leerkracht geeft een ritme aan op de handtrom. De leerlingen bewegen als een sliert aan het touw door het lokaal (lopen, rennen, huppelen, springen enz).
Kern 1: Hoogspringen. De kinderen springen over het touw. Het touw gaat steeds hoger. Wie kan het hoogste springen van de groep?
Kern 2: Balanceren. De kinderen lopen over het touw dat op de grond ligt. Ze mogen er niet afglijden.
Afsluiting: Touwtrekken.
Ronde touw 1
Inleiding: Het ronde touw ligt midden in het lokaal als een cirkel op de grond. De kinderen gaan, lopen, huppelen, kruipen in de omgangsbaan van het op de grond liggende touw. Op een teken van de leerkracht springen ze in en uit het touw.
Kern 1: De kinderen staan gelijkmatig verdeeld bij het ronde touw. Ze pakken het met 2 handen vast en trekken het strak en mooi rond. Als dat lukt gaan ze al trekken allemaal tegelijk zitten en tegelijk weer staan. Na enekel keren pakt iedereen het touw met één hand vast. Iedereen trekt het touw mooi rond en loopt in dezelfde richting rond. Variatie: Huppelen met één hand aan het touw. Variatie 2: Zijwaarts rond gaan.
Kern 2: Het touw ligt midden in het lokaal op de grond. De kinderen staan gelijkmatig verdeeld bij het touw. Ze hebben het niet in hun hand. Ze springen, huppen hinken enz. over het touw in de sloot en er weer uit.
Afsluiting: ‘k Heb een lintje in mijn hand. De leerkracht maakt een strikje aan het ronde touw. De kinderen zitten in een kring en houden met twee handen het touw vast. Onder het zingen van onderstaand liedje geven ze het touw naar links door. Bij wie is het lintje als het liedje uit is.
‘k Heb een lintje in mijn hand
Die gaat reizen door het land
Is hij hier, is hij daar
Als je ‘m ziet dan zeg je ’t maar
Die gaat reizen door het land
Is hij hier, is hij daar
Als je ‘m ziet dan zeg je ’t maar