Lessen met rollerboards (scooters)
Het gebruik van rollerboards (scooters) bij kleuters in ons land is nog niet heel gebruikelijk. Na het geven van enkele lessen in mijn groep, ben ik erg enthousiast over dit materiaal voor kleuters. Het is handig als je per twee kinderen één rollerboard beschikbaar hebt of natuurlijk voor ieder kind één.
Regels voor het gebruik van rollerboards:
Laat kinderen nooit staan op de rollerboards! Alleen zitten of liggen is toegestaan.
Het is aan te raden om spinnen slechts kort toe te staan i.v.m. duizeligheid.
Rollerboards worden gedragen met de wielen omhoog.
De kinderen zorgen dat hun handen niet onder het rollerbord komen.
Laat kinderen nooit staan op de rollerboards! Alleen zitten of liggen is toegestaan.
Het is aan te raden om spinnen slechts kort toe te staan i.v.m. duizeligheid.
Rollerboards worden gedragen met de wielen omhoog.
De kinderen zorgen dat hun handen niet onder het rollerbord komen.
Gymles 1
Inleiding: Als je het rollerboard voor het eerst aanbiedt, is het goed om deze tijdens de inleiding te verkennen. Laat de kinderen twee aan twee eens vrij met het rollerboard experimenteren. Ze kunnen rijden terwijl ze zitten of liggen. Ze kunnen vooruitgaan met het gebruik van hun handen of voeten. Ze kunnen op één knie zittend steppen en ze kunnen ook spinnen.
Kern 1: De kinderen staan met hun rug naar de muur in een rij naast elkaar. Er is genoeg ruimte tussen de kinderen. Ieder kind gaat zijn rollerboard gebruiken om zo snel mogelijk aan de overkant te komen. Welk kind is na een startsein van de leerkracht het eerst aan de overkant? Nog steeds wordt de manier van vooruitgaan vrij gelaten. Als alle kinderen een aantal keren aan de beurt is geweest, wordt het spel herhaald maar geeft de leerkracht aan in welke houding alle kinderen naar de overkant moeten gaan.
Kern 2: Bij deze activiteit staan de kinderen twee aan twee met hun rug naar de muur naast elkaar in een rij. De twee kinderen hebben allebei een rollerboard. Weer wordt een wedstrijd gehouden. Welk tweetal is het eerst aan de overkant? De twee kinderen moeten elkaar met één hand vast blijven houden en zitten op het rollerboard. Verder is de manier van vooruitgaan vrij.
Afsluiting: We vormen een file met rollerboards. En de kinderen gaan allemaal achter de voorste kleuters aan en slierten zo door het lokaal.
Gymles 2
Inleiding: In de vier hoeken van het lokaal ligt een hoepel. Verspreid door het lokaal liggen pittenzakken en balletjes. Maak vier groepen. Geef elk kind in de groep een rollerboard. Zittend of liggen op deze scooter bewegen ze zich voort door het lokaal. Na een startsein van de leerkracht proberen de kinderen zo snel mogelijk de ballen en/of pittenzakken te pakken en in hun eigen hoepel te leggen. Ze mogen 1 materiaal per keer vervoeren. Welke groep heeft aan het eind van het spel de meeste materialen verzameld in zijn hoepel?
Kern 1: Zet een parcours uit met pionnen of pittenzakken. De kinderen gaan op het rollerbord het parcours door. Ze bewegen zich elke ronde weer anders voor op de scooter.
Kern 2: Estafette: De kinderen staan in twee of meer rijen. Aan de overkant van elke rij staat een emmer of ligt een hoepel. Ieder kind heeft een pittenzak. De voorste kinderen mogen op een teken van de leerkracht zittend op hun rollerboard naar de hoepel en leggen hun pittenzak erin. Ze rollen z.s.m. terug en geven de scooter aan het kind dat nu vooraan staat. Deze mag nu zijn pittenzak naar de hoepel gaan brengen. Het kind dat terug is sluit achteraan in de rij. Welke groep heeft het eerst alle pittenzakken in de hoepel?
Afsluiting: Maak tweetallen van alle kinderen. Het ene kind gaat op een rollerboard zitten. Het heeft een hoepel in zijn hand. Het andere kind gaat voorzichtig aan de hoepel trekken en zo gaan ze samen door het lokaal. Na een aantal minuten wisselen ze om.
Gymles 3
Inleiding: De kinderen liggen aan de lange kant van het lokaal naast elkaar op hun rollerboard. Hun voeten houden ze tegen de muur en er is genoeg ruimte tussen de scooters van de kinderen. Op een teken van de leerkracht zetten ze met hun voeten af tegen de muur en laten zich uitrollen zonder hun handen en voeten nog te gebruiken. Wie komt het verste?
Kern 1: Enkele kinderen houden het lange touw horizontaal strak vast aan beide kanten op ongeveer een meter van de grond. De andere kinderen zitten op een rollerboard. Ze trekken zich met hun handen aan het touw vooruit naar het eind van het lange touw. Je kunt ook meerdere stukken touw gebruiken, zodat er meer kinderen tegelijk actief zijn.
Kern 2: Bij deze activiteit heb je vier lange stukken touw nodig. Verdeel de kinderen in ongeveer 4 groepen. De kinderen staan in een rij en iedere rij heeft een rollerboard. Aan de andere kant van het lokaal staat voor iedere rij ook één persoon. Hij heeft het ene einde van een lang touw in zijn handen. Het andere eind heeft het voorste kind in het rijtje vast. Dit kind zit op een rollerboard.
Afsluiting: De leerkracht heeft het lange touw. Vier of vijf kinderen die op een rollerbordje zitten, houden het touw vast. De leerkracht trekt de kinderen door het lokaal. Daarna zijn er weer andere kinderen aan de beurt.
Gymles 4
Inleiding: De kinderen rijden kris kras door het lokaal op hun rollerboard. Als ze iemand tegenkomen geven ze elkaar een high five en draaien daarna hun rollerboard om.
Kern 1: Aan twee kanten van het lokaal ligt een hoepel. Er zijn twee groepen kinderen gemaakt. De groepen worden opgedeeld in tweetallen. Eén kind zit op de scooter en het andere kind duwt de scooter. In het lokaal liggen kris kras pittenzakken op de grond. De kinderen op de rollerboards pakken met hun voeten een pittenzak. Er mogen geen handen gebruikt worden. Dan houden ze deze pittenzakken met hun voeten omhoog. Hun maatje duwt het rollerboard naar de hoepel van die groep. Daar laat het kind de pittenzak uit zijn voeten vallen. Welke groep heeft aan het eind van het spel de meeste pittenzakken in zijn hoepel?
Kern 2: De kinderen gaan vrij door het lokaal en liggen op de scooters. Met hun handen maken ze de borstcrawlbeweging over de vloer en zo gaan ze vooruit. Na verloop van tijd is er een andere manier aan de beurt. De kinderen gaan op één knie op het bordje zitten en steppen met hun andere voet door het lokaal vooruit. Als slot van kern 2 mogen de kinderen kort in de rondte spinnen.
Afsluiting: We maken treintjes van 4 kinderen op een rollerboard (zie foto). Ieder kind (m.u.v. het achterste kind) op de scooter heeft een hoepel om zijn middel. Het kind hierachter pakt de hoepel met twee handen vast. Zo doet de hele rij het. Voorop loopt een kid met een hoepel. Het voorste kind op de scooter pakt deze hoepel vast en zo wordt de hele rij door het lopende kind getrokken. Ze vormen een trein.
Gymles 5
Inleiding: Een leuke activiteit om te werken aan teamwork! Geef elk kind een scooter. Laat ze allerlei manieren bedenken om als een lange rups verbonden aan elkaar vooruit te komen. Probeer de manieren uit. Wat lukt wel en wat lukt niet?
Kern 1: Er worden tweetallen gevormd. Een kind gaat op de scooter zitten. Het andere kind gaat met zijn gezicht naar dit kind voor de scooter staan. Ze geven elkaar twee handen en trekken elkaar naar de overkant. Na deze activiteit wisselen de kinderen. Variatie 1: De kinderen trekken de ander niet met hun handen vooruit, maar duwen elkaar tegen de handen vooruit. Variatie 2: De kinderen trekken met hun handen aan de voeten van de kinderen op het rollerboard en gaan zo naar de overkant. Variatie 3: de kinderen gaan achter het kind dat op het rollerboard zit staan, leggen hun handen op de schouders van het kind op de scooter en duwen het door het lokaal.
Kern 2: Alle kinderen zitten op een rollerbord in kleermakerszit tegenover elkaar. Ze houden hun handen omhoog tegen de platte omhoog gehouden handen van het andere kind. Daarna drukken ze zich allebei zo ver mogelijk van elkaar vandaan. Ze proberen dit een aantal keren en proberen steeds verder weg te rollen. Op een teken van de leerkracht zoekt iedereen een ander vriendje en kan het spel opnieuw beginnen.
Afsluiting: Ieder kind heeft een rollerboard. Er worden 1 of meerdere tikkers aangewezen. Niemand mag van zijn rollerboard af. Na een sein van de leerkracht gaan de tikkers van start. De getikte kinderen gaan naar de kant. Je kunt ook zeggen dat als er drie kinderen aan de kant zitten, de eerst getikte weer mee mag doen in het spel.
Gymles 6
Inleiding: De kinderen proberen naar de muur aan de overkant te gaan. In het midden van het lokaal zijn echter twee of meer kinderen op een rollerboard en zij proberen de overlopers rollend vanaf hun scooter te tikken.
Kern 1: Levend kegelen met rollerboards. Maak met markering van pionnen 2 of 4 kegelbanen met een lengte van ongeveer 6 meter door aan het eind van de baan overal evenveel kegels of lege petflessen te zetten. Aan het begin van de baan staat een groepje kinderen. Eén van deze kinderen gaat op zijn buik op het rollerboard liggen. Het kind achter het rollerboard geeft dit kind een flinke rechte duw. Het rollerboard schiet vooruit op de kegels af en het is de bedoeling dat het rollerboard door deze ene duw zoveel mogelijk kegels of flessen omgooit. Als de start op alle banen tegelijk is op teken van de leerkracht, kan er bekeken worden welke groep heeft gewonnen. Als de kegels weer op hun plaatst staan, mogen de volgende kinderen uit de rij het proberen.
Kern 2: Apen voeren: Aan één kant van het lokaal staan met forse tussenruimte vier bakken of emmers. Bij iedere bak staat een kleuter (aap). Ongeveer 6 meter van iedere bak ligt een hoepel. In deze hoepel staat een kind (apenverzorger). Tussen de hoepels en de overkant liggen allemaal ballen, klein en groot. In dit gebied zijn er voor iedere aap en apenverzorgers evenveel voedselverzamelaars. Zij liggen met hun buik op een rollerboard en beginnen na een sein van de leerkracht voedsel te verzamelen (pittenzakken en ballen). Ze mogen er één tegelijk vervoeren en brengen bij het kind in de hoepel die bij hun groepje hoort.
Afsluiting: De kinderen vormen tweetallen. Ze liggen op hun buik op hun scooter. Ze haken allebei de arm in de arm van het kind dat naast hun ligt op het rollerboard. Vervolgens proberen ze met hun armen ingehaakt samen aan de overkant te komen. Als ze dit een aantal keer hebben gedaan proberen ze in dezelfde houding, ingehaakt achteruit naar de overkant te rijden.